In de Rozenkransbasiliek : de Boly-molen
Bernadette wordt op 7 januari 1844 in de Boly-molen geboren. Het is “de molen van het geluk”. Hij krijgt die naam omdat het gezin Soubirous er enkele jaren een kalm en eenvoudig leven kende, op het ritme van de christelijke tradities en het gemurmel van de Lapacca-beek die de molenstenen doet draaien. Haar doopsel, twee dagen nadien, is reden tot een mooi feest. De schitterende kleuren van de kostuums van de vele ‘santons’ geven de indruk dat de kerststal leeft. Men kan zich het feestgedruis in deze familie inbeelden, in deze tijd van openbaring, helemaal doordrongen van de beleving in een eenvoudig geloof van het geluk door de komst van de eerstgeborene in het gezin. Tien jaren van vrede en rust gaan zo voorbij, alleen verstoord door de brandwonde op de borst van moeder Louise, waardoor Bernadette gedurende achttien maanden bij een voedster in Bartrès is. Vader François heeft bij het bewerken van zijn molenstenen ook het gebruik van een oog door een steensplinter verloren. Het goede hart van de Soubirous, die de rekening voor het geleverde werk niet durven voorleggen, en de concurrentie van de industriële molens zetten hen op de weg van het faillissement. Het zal hen niet beter vergaan in de molens waarin zij nadien gaan wonen. Beetje bij beetje vervalt het gezin in de grootste ellende. Er is geen geld meer noch om te eten noch om de huur te betalen. De geruïneerde familie moet in juni 1854 “de molen van het geluk” verlaten
Wat wij leren – Het voorbeeld van het gezin Soubirous leert ons iets moois. De beste vitamine voor de kinderen is de liefde van de ouders. En het gebed. Zo brengt het geloof bij alle moeilijkheden een antwoord en men is nooit meer alleen. Het gezin Soubirous bidt. De hemel kan verduisteren, maar Bernadette zal nooit twijfelen.
In de basiliek van de Onbevlekte Ontvangenis : het cachot
Na gedurende drie jaar verschillende molens te hebben overgenomen, verzeilt het gezin Soubirous in het “cachot”. Een afgekeurde vroegere gevangenis, eigendom van kozijn Sajous, die op de eerste verdieping woont. Dit ongezonde, sombere en stinkende logies zal trouwens door de procureur van de keizer als “walgelijk en duister” worden omschreven. Het is in die periode dat François Soubirous wordt aangehouden en gevangen gezet, beschuldigd van het stelen van twee zakken bloem. Zijn schuld scheen vanzelfsprekend, want hij was de armste van Lourdes. Hij wordt een week later vrijgelaten, want men kon hem niets ten laste leggen. Het wantrouwen blijft echter. Het gezin Soubirous, rijk aan geloof, houdt in dat alles stand. Zij bidden ‘s morgens en ‘s avonds. Met zoveel vurigheid dat de kozijn hen hoort. Zo houden zij de vrede en de harmonie warm in hun hart. Men ziet vóór het cachot een beeldje als monnik, als om te herinneren dat zelfs in het meest ellendige en stinkende gat God aanwezig is. Het is ook een knipoog van de kunstenaar, want die man van God gelijkt op Pater Andrea Caruso, kapucijn, chapelain van het Heiligdom, in juni laatstleden overleden, en die aan de basis ligt van deze gevraagde kerststallen voor Lourdes.
De gezondheid van Bernadette is heel broos. In het cachot eet men niet elke dag. Bernadette moet zorg dragen voor haar broertje en zusje, opdat mama kan gaan werken. Zij kan dus niet naar school, kan dus noch lezen noch schrijven in het Frans, een noodzakelijke voorwaarde om de catechismus te volgen en haar eerste communie te kunnen doen, juist haar sterkste verlangen. In september 1857 beslissen haar ouders haar terug bij haar voedster in Bartrès te plaatsen, waar ze voldoende kan eten, wat dienst kan bewijzen, zoals zich bezighouden met de schapen. De voedster tracht haar de catechismus aan te leren. Maar Bernadette heeft de grootste moeite om die teksten te onthouden, die ze trouwens niet begrijpt, want ze zijn in het Frans. Zij spreekt alleen de streektaal. Wanneer zij hoort dat de pastoor uit Bartrès vertrekt, weet zij dat daar haar laatste hoop op de eerste communie is vervlogen. Zij vraagt de toelating om naar Lourdes terug te keren, op 21 januari 1858, om er de catechismusles te volgen.
Wat wij leren – De scene die deze kerststal uitbeeldt is het Kerstmis van Bernadette in het cachot… het verschil in leven tussen het gezin Soubirous en dat van een familie van notabelen is flagrant… Deze evocatie helpt ons om het Evangelie van de Geboorte te begrijpen. Wie vervuld is van materiële rijkdommen zoekt en verwacht niets. Indien men van zichzelf overtuigd is rechtvaardig te zijn, heeft men geen Verlosser nodig. Alleen zij die in hun bestaan gebrek lijden – of dit nu materieel of spiritueel is – alleen zij verwachten en verlangen gered te worden. Laten wij, naar het voorbeeld van het gezin Soubirous, onze krachten putten in de hoop die het geloof biedt, zelfs in de slechtste momenten van ons leven. Laten wij niet vergeten dat God juist daar aanwezig is, en dat hij wacht op ons roepen langs ons gebed.
In de crypte : de Grot van Massabielle
Er is geen hout meer in het cachot. Ondanks het risico van een nieuwe astma-aanval, want het is op die 11e februari koud, wil Bernadette evengoed als haar zuster Toinette thuis helpen, en met nog een vriendinnetje, Baloume, dood hout gaan sprokkelen. De grot van Massabielle ligt buiten Lourdes. In 1858 had men er toegang toe via de weide van de Savy-molen en daarna de Lapacca-beek over te steken. Binnen lag er alleen maar vuil, door de Gave en het beekje bij elke overstroming achtergelaten. Men noemde de plek “de varkensschuilplaats”, want de gemeentelijke varkenshoeder leidde er zijn dieren naartoe. Daar komt onverwacht de Maagd in het leven van Bernadette binnen. Zij openbaart zich aan haar met een windstoot, de adem van het leven, van het nieuwe leven. Bernadette, het meisje dat de mensen van Lourdes “de slet” noemden, omwille van de slechte geur die zij met zich meedroeg door haar leven in het cachot, is juist degene die de mooie Dame van Massabielle heeft uitgekozen, de meest onwetende ook, om haar boodschap te brengen, een boodschap die vandaag miljoenen mensen ertoe aanzet aan de voet van deze rots alles neer te leggen dat zij zonder de hulp van de hemel niet alleen kunnen dragen. In deze voorstelling houden Maria, Jozef en het Kind Jezus de armen open, teken van hun onthaal, naar allen die naderbij komen. Een kind dat de kudde leidt is de enige die de gezant van de hemel ziet. Hij steekt de vinger uit naar de nis van de rots. Zoals Bernadette.
Wat wij leren – De Grot van Massabielle heeft één ding gemeen met deze van Betlehem: zij is helemaal niet uitnodigend… Ginder is het een natuurlijke schuilplaats als stal ingericht. De bodem is bedekt met oud stro en verdroogde uitwerpselen. Ondanks de koude blijft de sterke geur hangen. Tegenover de ingang was er een voederbak met een os. Wanneer Bernadette op 11 februari 1858 de Grot van Massabielle binnengaat, loopt zij ook in de modder…
De Grot nodigt ons uit tot een waarachtige bekering, want het is zeker niet gemakkelijk te aanvaarden de Verlosser te herkennen in het teken dat God aan de herders heeft gegeven, zoals Hij het aan ons geeft: “Gij zult het pasgeboren kind vinden, in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe.” Men moet vaak een grote inspanning doen om de almachtige Verlosser te herkennen in de zwakheid, in de totale afhankelijkheid van een baby in die duistere plek! Maar de Grot van Betlehem en de Grot van Massabielle voeren ons naar onze eigen grot, naar ons hart dat kan worden omgevormd, tot nieuw leven gebracht in die duistere, koude, vuile en stinkende plek, en gewassen worden door de Bron die Christus is.
De kerststal van de Grot
Wat de heilige Franciscus in Greccio deed, in de kerstnacht van 1223, was een verwarrende en verrassende nieuwigheid. Men denkt vaak dat hij een soort van sacrale, theatrale voorstelling wilde… Maar dat is helemaal niet zo: hij heeft een Mis doen opdragen in een stal. Revolutionair! Franciscus wilde een eucharistie in het hooi, tussen een ezel en een os. De bronnen zijn daarover zeer klaar. De eerste biograaf, Thomas van Celano, vertelt dat Franciscus van Assisi “het pasgeboren Kind in Betlehem” heeft willen voorstellen, “en met de ogen van het lichaam het lijden zien, waarin Hij zich bevond door het ontbreken van het noodzakelijke voor een pasgeboren kind, op stro liggend in een voederbak, tussen de os en de ezel”. Dat gebeuren gedenken: een kind tussen de beesten geboren. Niets ketters, want de Poverello van Assisi onderstreept alleen maar dat “Hij, de Schepper van het heelal, zich vernedert tot onze kleinheid”.
Wat wij leren – Heel recent lanceerde paus Franciscus een oproep betreffende de betekenis van de kerststal. Ontstaan uit de intuïtie van de heilige Franciscus van Assisi: de eenvoud van de Geboorte. In de loop der tijden heeft deze traditie zich ontwikkeld over heel de wereld. Alle reproducties van de kerststal van Beltlehem geven ons een boodschap door. Jezus wordt geboren in onze levensplekken… Christus is onder ons geboren, Hij woont onder ons. (Zie. Paus Franciscus, Admirabile).